Vlaamse stadsbussen in 2025 volledig elektrisch
Dankzij een budgetverhoging kan de Vlaamse publieke maatschappij voor openbaar vervoer De Lijn in 2019 en 2020 277 hybride autobussen bestellen, vanaf 2020 gevolgd door 925 vol elektrische bussen. Tegen 2024 moeten al deze bussen operationeel zijn en tegen 2025 zullen de bussen van De Lijn in alle Vlaamse stadskernen puur elektrisch rijden. Dat maakte Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) bekend in zijn begrotingsverklaring aan het Vlaams parlement.
“Nog nooit is er in één legislatuur zoveel geïnvesteerd in De Lijn als nu,” zegt Vlaams minister van mobiliteit Ben Weyts (N-VA). “Dankzij deze versnelde vergroening en vernieuwing van de busvloot heeft De Lijn straks minder impact op de leefomgeving.”
De Lijn wordt sinds het begin van deze regeerperiode grondig hervormd. “Er werd een einde gesteld aan de ongebreidelde groei van de belastingdotatie en het bedrijf wordt klaargestoomd zodat De Lijn in 2020 een vergelijking met de privésector kan doorstaan en herbevestigd kan worden als interne operator van het openbaar vervoer in Vlaanderen,” aldus Weyts. “Onze interne hervormingen werpen vruchten af, zodat we ons nu volop kunnen concentreren op de verdere verbetering van de dienstverlening. Zo werd er al geïnvesteerd in een uitbreiding het aanbod op de drukste verbindingen en de overname en verdrievoudiging van het Blue Bike-systeem, zodat er deelfietsstations komen aan bushaltes.”
Weyts kan na de begrotingsbesprekingen 56,9 miljoen euro extra budget investeren, waarvan 35 miljoen euro recurrent. Dat bedrag komt bovenop de 40 miljoen euro die Vlaanderen al sinds zijn aantreden elk jaar voorziet voor de aankoop van nieuwe autobussen. “Het zijn véél investeringen in één keer, maar we hebben een duidelijk doel,” stelt Weyts. “We willen meer Vlamingen verleiden om de auto vaker te laten staan en te kiezen voor openbaar vervoer.”
Werk voor de boeg
Op dit vlak is er nog veel werk voor de boeg. De Lijn sleept een jarenlange reputatie mee van grote stakingsgevoeligheid, beperkte combineerbaarheid van de vervoerbewijzen met andere vormen van openbaar vervoer en stroeve verbindingen buiten de kernsteden. In de grote steden zijn bus en tram wel interessante alternatieven voor de personenwagen, dankzij de frequentie van het aanbod en de hoge parkeertarieven.