Petra van Stijn: twee toekomstscenario’s voor tankstations

Wie als tankstation-ondernemer de komende jaren wil overleven, heeft grofweg twee opties: onbemand worden of het maximale rendement uit de locatie halen. Bij die laatste optie moet je als ondernemer ook echt een fullservice shop hebben, met zoveel mogelijk aanvullende diensten. Dat zegt afzwaaiend Beta-voorzitter en, sinds kort, voormalig pomphouder Petra van Stijn in een interview met vakblad TankPro. Tevens pleit ze voor een prominentere rol van stichting Subat bij een eventuele netwerksanering in de branche. Die stichting hielp pomphouders in het verleden bij het beëindigen van hun exploitatie. Die rol zou de organisatie nu weer moeten vervullen. ”Want in Nederland zijn nog altijd zo’n 25 procent tankstations te veel.”

De Arnhemse pomphouder runde bijna dertig jaar een Shell-locatie. Twee weken geleden verkocht ze de vestiging aan de oliemaatschappij zelf. Tevens stopt ze begin volgende maand met het voorzitterschap van branchevereniging Beta. Wim van Gorsel neemt de taken tijdelijk over, waarna volgend jaar Van Stijn’s definitieve opvolger wordt gekozen.

Je bent gestopt als pomphouder. Vanwaar die stap?

”De mogelijkheid om te stoppen kwam op mijn pad, en ik vond het wel aantrekkelijk om iets anders te gaan doen. Er komt veel bij kijken om een tankstation draaiende te houden, bijvoorbeeld op het gebied van milieuwetgeving en personeelszaken. Ik moest elk jaar iemand ontslaan voor diefstal. Nu deed de kans zich voor om te stoppen, omdat Shell de locatie zelf wil exploiteren vanwege mijn succesvolle bakkerij-concept. De oliemaatschappij wil leren wat er bij dat concept komt kijken om het misschien in de toekomst elders toe te passen.”

Wat ga je nu doen?

”Twee dingen. Ik ben momenteel met een grote partij in de branche bezig om een nieuw concept te ontwikkelen. Daarover kan ik nog weinig zeggen. Daarnaast ga ik aan de slag als zelfstandig bakery-consultant, Daarbij wil ik ondernemers adviseren als zij een bakkerij op hun tankstation willen of hun rendement daarop willen vergroten. Hier en daar kan nog veel verbeterd worden en er blijft veel omzet liggen. Ik denk dat ik redelijk wat kennis heb opgebouwd op mijn station en wil andere ondernemers helpen met hun bakkerij. Of ze misschien juist adviseren om er niet aan te beginnen. Want het runnen van een bakery doe je niet in de loze uurtjes. Als je het niet leuk vindt, moet je er niet aan beginnen.”

Wat maakte je bakkerij succesvol?

”Het station kreeg heel veel klanten naar zich toe van het naastgelegen bedrijventerrein. We mikten daarbij zowel op afhalen als bezorgen. Daarnaast leverden we op zaterdagen onder meer broodjes en koffie voor bedrijven die cursussen geven. Dan ben je feitelijk actief als cateraar. En dat liep goed. Voor Shell is dat aantrekkelijk, aangezien de shop steeds belangrijker wordt voor het rendement van een tankstation en de brandstof meer en meer fungeert als ’traffic maker’.”

Is de bakkerij hetgeen waar pomphouders zich op moeten focussen als ze dalende omzetten het hoofd willen bieden?

”Een bakery is zeker niet voor elk station een oplossing. Als je aan de snelweg of vlakbij een bedrijventerrein bent gevestigd, kan het absoluut rendabel zijn. Maar in een woonwijk wordt het moeilijk. Dan zijn aanvullende diensten wellicht interessanter. Je ziet daar steeds meer voorbeelden van in de branche, bijvoorbeeld zonnebanken en kleding wassen. Op mijn station had ik een camper-servicepunt. Dit soort initiatieven zijn geen ei van Columbus, maar alle beetjes extra opbrengst helpen. Ik denk dat het belangrijk is om goed na te denken over welke mogelijkheden je station nog meer biedt. De meeste vestigingen krijgen toch elke dag minimaal zo’n vier- tot vijfhonderd mensen over de vloer. Daar moet je gebruik van maken.”

Je bent dertig jaar actief geweest als pomphouder. Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest?

”Toen ik begon, werd nauwelijks of geen pompkorting gegeven. Mede door de opkomst van onbemande stations is de prijsstrijd veel groter geworden. De consument is ook veel prijsbewuster dan toen. Tegelijkertijd is rol van de tankshop veranderd. Er kwamen speelgoed, cassettebandjes, tabak en levensmiddelen bij en de laatste jaren op steeds meer plekken ook broodjes. Nu zie je dat die veranderingen deels worden teruggedraaid. De vergeten boodschappen kom je op steeds minder plekken tegen en het is maar de vraag hoe lang tankstations nog tabak mogen verkopen. Oliemaatschappijen gaan ervan uit dat ze over tien tot vijftien jaar geen sigaretten meer in de schappen hebben liggen.”

Wat is er over vijf jaar anders in de branche?

”Ik denk dat je steeds meer een tweedeling krijgt, waarbij er twee typen stations overblijven. Je bent óf onbemand óf biedt een volledig palet van diensten aan. Stations die niet kiezen voor één van beide strategieën, gaan het moeilijk krijgen. Daarnaast verwacht ik dat nieuwe exploitatievormen steeds vaker in de branche terug te zien zullen zijn. Dan doel ik op samenwerkingsvormen zoals Haan onlangs is aangegaan met Subway en GP Groot met New York Pizza. Daarbij zie je een scheiding van voorterrein en shop, waarbij verschillende exploitanten op één vestiging zitten. Ik denk dat die trend nog in de kinderschoenen staat. Voor ondernemers kan het interessant zijn om extra rendement te halen door het verhuren van je shop. Die zijn nu op veel locaties dicht.”

Velen in de branche zeggen dat de komende jaren veel tankstations gaan verdwijnen. Denk jij dat ook?

”Nee. Er zijn vaak constructies te bedenken waarbij een vestiging rendabel kan blijven. Denk bijvoorbeeld aan onbemande exploitatie. Ik betwijfel echter of het goed is als er meer onbemande stations bij komen. De prijsstrijd wordt daardoor alleen maar groter. Daarom zou een nieuwe sanering, zoals in de jaren negentig, goed zijn voor de sector. Misschien is het een goed idee als er weer een Subat-constructie (Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations, red.) zou komen, zoals destijds. Die stichting werd gefinancierd door aangesloten pomphouders en als zij wilden stoppen, financierde Subat de sanering. Mocht er toch een nieuwe saneringsronde komen, wat ik voorlopig niet verwacht, is die constructie in mijn ogen een prima manier om dit te begeleiden.”

Je bent drie jaar voorzitter geweest van Beta, Wat zijn de belangrijkste prestaties?

”Het opstellen van de Gouden Regels voor het inkopen van brandstof en de oprichting van coöperatie De Vrije Pomp. Daarmee wilden we de marges op brandstoffen verbeteren en dat is ook gelukt. We merken dat we de machtige positie van oliemaatschappijen hebben aangetast. In het verleden viel er nooit te praten over bijvoorbeeld een langere betalingstermijn of temperatuur-compensatie. Maar nu is dat wel bespreekbaar.”

Toch ben je zelf altijd trouw gebleven aan Shell.

”Toen ik in 1986 begon, was er nog niet zoiets als De Vrije Pomp. En om als witte pomp het wiel zelf uit te vinden, leek me geen goed idee. Je had destijds ook een comfortabele positie als pomphouder en je was tevreden met je oliemaatschappij. Nu kijken ondernemers daar veel kritischer naar, al biedt een groot merk ook nog steeds voordelen. Je krijgt bijvoorbeeld meer klanten naar je toe. Maar als er destijds een initiatief was geweest zoals De Vrije Pomp, had ik me daar misschien ook wel bij aangesloten.”

Tom van Gurp

Lees ook: Beta-voorzitter Petra van Stijn stopt als pomphouder

Auteur: Tom van Gurp

Petra van Stijn: twee toekomstscenario’s voor tankstations | MobilityEnergy.com

Petra van Stijn: twee toekomstscenario’s voor tankstations

Wie als tankstation-ondernemer de komende jaren wil overleven, heeft grofweg twee opties: onbemand worden of het maximale rendement uit de locatie halen. Bij die laatste optie moet je als ondernemer ook echt een fullservice shop hebben, met zoveel mogelijk aanvullende diensten. Dat zegt afzwaaiend Beta-voorzitter en, sinds kort, voormalig pomphouder Petra van Stijn in een interview met vakblad TankPro. Tevens pleit ze voor een prominentere rol van stichting Subat bij een eventuele netwerksanering in de branche. Die stichting hielp pomphouders in het verleden bij het beëindigen van hun exploitatie. Die rol zou de organisatie nu weer moeten vervullen. ”Want in Nederland zijn nog altijd zo’n 25 procent tankstations te veel.”

De Arnhemse pomphouder runde bijna dertig jaar een Shell-locatie. Twee weken geleden verkocht ze de vestiging aan de oliemaatschappij zelf. Tevens stopt ze begin volgende maand met het voorzitterschap van branchevereniging Beta. Wim van Gorsel neemt de taken tijdelijk over, waarna volgend jaar Van Stijn’s definitieve opvolger wordt gekozen.

Je bent gestopt als pomphouder. Vanwaar die stap?

”De mogelijkheid om te stoppen kwam op mijn pad, en ik vond het wel aantrekkelijk om iets anders te gaan doen. Er komt veel bij kijken om een tankstation draaiende te houden, bijvoorbeeld op het gebied van milieuwetgeving en personeelszaken. Ik moest elk jaar iemand ontslaan voor diefstal. Nu deed de kans zich voor om te stoppen, omdat Shell de locatie zelf wil exploiteren vanwege mijn succesvolle bakkerij-concept. De oliemaatschappij wil leren wat er bij dat concept komt kijken om het misschien in de toekomst elders toe te passen.”

Wat ga je nu doen?

”Twee dingen. Ik ben momenteel met een grote partij in de branche bezig om een nieuw concept te ontwikkelen. Daarover kan ik nog weinig zeggen. Daarnaast ga ik aan de slag als zelfstandig bakery-consultant, Daarbij wil ik ondernemers adviseren als zij een bakkerij op hun tankstation willen of hun rendement daarop willen vergroten. Hier en daar kan nog veel verbeterd worden en er blijft veel omzet liggen. Ik denk dat ik redelijk wat kennis heb opgebouwd op mijn station en wil andere ondernemers helpen met hun bakkerij. Of ze misschien juist adviseren om er niet aan te beginnen. Want het runnen van een bakery doe je niet in de loze uurtjes. Als je het niet leuk vindt, moet je er niet aan beginnen.”

Wat maakte je bakkerij succesvol?

”Het station kreeg heel veel klanten naar zich toe van het naastgelegen bedrijventerrein. We mikten daarbij zowel op afhalen als bezorgen. Daarnaast leverden we op zaterdagen onder meer broodjes en koffie voor bedrijven die cursussen geven. Dan ben je feitelijk actief als cateraar. En dat liep goed. Voor Shell is dat aantrekkelijk, aangezien de shop steeds belangrijker wordt voor het rendement van een tankstation en de brandstof meer en meer fungeert als ’traffic maker’.”

Is de bakkerij hetgeen waar pomphouders zich op moeten focussen als ze dalende omzetten het hoofd willen bieden?

”Een bakery is zeker niet voor elk station een oplossing. Als je aan de snelweg of vlakbij een bedrijventerrein bent gevestigd, kan het absoluut rendabel zijn. Maar in een woonwijk wordt het moeilijk. Dan zijn aanvullende diensten wellicht interessanter. Je ziet daar steeds meer voorbeelden van in de branche, bijvoorbeeld zonnebanken en kleding wassen. Op mijn station had ik een camper-servicepunt. Dit soort initiatieven zijn geen ei van Columbus, maar alle beetjes extra opbrengst helpen. Ik denk dat het belangrijk is om goed na te denken over welke mogelijkheden je station nog meer biedt. De meeste vestigingen krijgen toch elke dag minimaal zo’n vier- tot vijfhonderd mensen over de vloer. Daar moet je gebruik van maken.”

Je bent dertig jaar actief geweest als pomphouder. Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest?

”Toen ik begon, werd nauwelijks of geen pompkorting gegeven. Mede door de opkomst van onbemande stations is de prijsstrijd veel groter geworden. De consument is ook veel prijsbewuster dan toen. Tegelijkertijd is rol van de tankshop veranderd. Er kwamen speelgoed, cassettebandjes, tabak en levensmiddelen bij en de laatste jaren op steeds meer plekken ook broodjes. Nu zie je dat die veranderingen deels worden teruggedraaid. De vergeten boodschappen kom je op steeds minder plekken tegen en het is maar de vraag hoe lang tankstations nog tabak mogen verkopen. Oliemaatschappijen gaan ervan uit dat ze over tien tot vijftien jaar geen sigaretten meer in de schappen hebben liggen.”

Wat is er over vijf jaar anders in de branche?

”Ik denk dat je steeds meer een tweedeling krijgt, waarbij er twee typen stations overblijven. Je bent óf onbemand óf biedt een volledig palet van diensten aan. Stations die niet kiezen voor één van beide strategieën, gaan het moeilijk krijgen. Daarnaast verwacht ik dat nieuwe exploitatievormen steeds vaker in de branche terug te zien zullen zijn. Dan doel ik op samenwerkingsvormen zoals Haan onlangs is aangegaan met Subway en GP Groot met New York Pizza. Daarbij zie je een scheiding van voorterrein en shop, waarbij verschillende exploitanten op één vestiging zitten. Ik denk dat die trend nog in de kinderschoenen staat. Voor ondernemers kan het interessant zijn om extra rendement te halen door het verhuren van je shop. Die zijn nu op veel locaties dicht.”

Velen in de branche zeggen dat de komende jaren veel tankstations gaan verdwijnen. Denk jij dat ook?

”Nee. Er zijn vaak constructies te bedenken waarbij een vestiging rendabel kan blijven. Denk bijvoorbeeld aan onbemande exploitatie. Ik betwijfel echter of het goed is als er meer onbemande stations bij komen. De prijsstrijd wordt daardoor alleen maar groter. Daarom zou een nieuwe sanering, zoals in de jaren negentig, goed zijn voor de sector. Misschien is het een goed idee als er weer een Subat-constructie (Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations, red.) zou komen, zoals destijds. Die stichting werd gefinancierd door aangesloten pomphouders en als zij wilden stoppen, financierde Subat de sanering. Mocht er toch een nieuwe saneringsronde komen, wat ik voorlopig niet verwacht, is die constructie in mijn ogen een prima manier om dit te begeleiden.”

Je bent drie jaar voorzitter geweest van Beta, Wat zijn de belangrijkste prestaties?

”Het opstellen van de Gouden Regels voor het inkopen van brandstof en de oprichting van coöperatie De Vrije Pomp. Daarmee wilden we de marges op brandstoffen verbeteren en dat is ook gelukt. We merken dat we de machtige positie van oliemaatschappijen hebben aangetast. In het verleden viel er nooit te praten over bijvoorbeeld een langere betalingstermijn of temperatuur-compensatie. Maar nu is dat wel bespreekbaar.”

Toch ben je zelf altijd trouw gebleven aan Shell.

”Toen ik in 1986 begon, was er nog niet zoiets als De Vrije Pomp. En om als witte pomp het wiel zelf uit te vinden, leek me geen goed idee. Je had destijds ook een comfortabele positie als pomphouder en je was tevreden met je oliemaatschappij. Nu kijken ondernemers daar veel kritischer naar, al biedt een groot merk ook nog steeds voordelen. Je krijgt bijvoorbeeld meer klanten naar je toe. Maar als er destijds een initiatief was geweest zoals De Vrije Pomp, had ik me daar misschien ook wel bij aangesloten.”

Tom van Gurp

Lees ook: Beta-voorzitter Petra van Stijn stopt als pomphouder

Auteur: Tom van Gurp