Tankstationsector vist te veel in dezelfde vijver
Als de tankstationbranche wil groeien, moet het nieuwe markten aanboren. Nieuwe shopconcepten ten spijt; tankstations blijven in elkaars vijver vissen, terwijl die vijver steeds kleiner wordt. Kijkt de sector niet over de eigen grenzen heen, dan wordt zeventig of tachtig procent van de tankstations onbemand. Dat betoogt retailspecialist Rien de Koning, één van de sprekers op het Nationaal Tankstation Congres, in zijn column. Lees hem hieronder.
COLUMN – De afgelopen twintig jaar is het benzinestation in foodservice uitgegroeid tot een segment van belang. Was er eerst nauwelijks omzet, met misschien alleen wat zoetwaren, dranken en het onmisbare sigaretje. Inmiddels neemt de branche tien procent van de totale buitenshuisbestedingen aan eten en drinken voor haar rekening. ’Double digit’ groeipercentages waren in de beginjaren 2000 tot 2005 geen uitzondering. Waarbij de bomen tot in de hemel leken te groeien door een bakery te plaatsen, en deze verder te professionaliseren met ter plekke vers gezette koffie en vers belegde broodjes.
Echter de inventiviteit lijkt er een beetje uit te zijn. Want met Wild Bean Cafe, Deli2Go, Go Fresh en het nieuwe Total-concept, naast vele mooie individuele ondernemersconcepten, is het eerder een ’red ocean’ dan een groeimarkt. Met andere woorden, de één zijn brood is de ander zijn dood.
De koek is op
Als er namelijk geen nieuwe initiatieven komen, blijven tankstations in elkaars vijver vissen. Een vijver waarin het aantal vissen vermindert. Dat is bijna een waarheid als een koe, ondanks de kortstondige opleving van het aantal liters eerder dit jaar. Deze opleving wordt namelijk veroorzaakt door economische groei. Echter, de structurele ontwikkeling hangt samen met het wagenpark, de leef- en vervoersgewoontes, en de verstedelijking.
Het voertuigenpark beweegt zich al jaren rond de 9,5 à 10 miljoen, waarvan ongeveer 8 miljoen personenwagens en zo’n 1,5 miljoen vracht-/werk-/busvoertuigen. Het aantal personenauto’s dat per jaar wordt vervangen, ligt rond de 450.000. Dus in twintig jaar is het complete autopark min of meer vervangen. Is de nieuwe horizon dan twintig jaar? Is elektrisch de vervanging?
Omwenteling
Veel automobilisten zijn sceptisch, wat betekent dat er vooralsnog geen grote omwenteling is naar een nieuwe energiebron. De liters dalen vooral door kleinere en zuinigere auto’s. Het elektrische businessmodel is vooral subsidie-gedreven. Maar of deze subsidie ook ten goede komt aan het milieu, is maar de vraag. En de ontwikkeling op korte termijn is accijns- en economie-gedreven.
Dus de lange-termijn-tendens van drie tot vijf procent daling per jaar blijft structureel gehandhaafd, ondanks een licht stijgende vervoersbehoefte. Een vervoersbehoefte die overigens bij jongere generaties veel minder aanwezig is door een verdere verstedelijking (en wat betekent de elektrische fiets op termijn voor de stadsforens?!). De auto verliest bij deze generatie zijn positie als heilige koe.
Bestaande banen
Kunnen we voor de korte en middellange termijn nog wel even door? Ik mag het hopen. Maar wat gebeurt er met de tabakswetgeving, waar de benzinesector dertig procent van de totale tabaksverkopen voor haar rekening neemt en waar de trend dalende is. Sigaretten en shag zijn voor een gemiddeld woonwijkstation toch al gauw zeventig procent van de shopomzet. Overigens daalt tabak Nederland-breed met drie procent per jaar, bij ongewijzigd beleid in de petrolsector. Dan ben ik het eens met voormalig tankstation-ondernemer Petra van Stijn, wanneer zij zegt dat er minimaal duizend stations te veel zijn in Nederland.
Stations die met een steeds ouder wordende generatie ondernemers mee kunnen worden opgeheven, zodra de betreffende pomphouders met pensioen gaan. Met als resultaat dat het aantal onbemande stations verder groeit naar een kleine tweeduizend (wanneer precies mag de lezer zeggen, maar binnen twee tot drie jaar is onbemand groter dan bemand). Het aantal levensvatbare bemande locaties dat overblijft, ligt dan op zes- tot achthonderd. Voor mij is dat het einde van het traditionele benzinestation zoals wij dat kennen.
De overgebleven bemande vestigingen liggen namelijk op ‘high traffic’ locaties en behouden hun positie, met een organische ontwikkeling van foodservice richting convenience. Overigens hebben de oliemaatschappijen hierop al voorgesorteerd door kleine, weinig perspectiefvolle locaties af te stoten, of door zelfs hun volledige downstream-activiteiten uit te besteden. Het gaat hen immers stuk voor stuk hoofdzakelijk om het behoud van marktaandeel in brandstofvolume.
Over de eigen grenzen
Zijn er andere scenario’s mogelijk? Dat wordt lastig voor de individuele ondernemer, goede uitzonderingen daargelaten. Zelfs voor de grotere clusters is het een grote stap. En ligt hier wel de ambitie van de oliemaatschappijen? Het is eigenlijk jammer dat er nu vooral collectieve initiatieven liggen op shop- of brandstof-inkoop. Hoe begrijpelijk dat ook is. De uiteindelijke oplossing, wil je meer bemande stations behouden, is als branche over de eigen grenzen heen kijken en het zachte kussen van de nog vaak vier-tot achthonderd dagelijkse bezoeken te benutten.
Waar ligt de toegevoegde waarde van de locatie van het station? Dat is afhankelijk van de locatie. Voor de één is het convenience en foodservice, voor de ander is het de lokale speciaalzaak, en voor een derde de mobiliteit. Maar wie neemt het initiatief tot behoud van deze bemande stations, door ze te ontwikkelen naar deze nieuwe marktrealiteit? Een partij buiten de branche? Of is het scenario van ongewijzigd beleid toch het meest realistisch?
Rien de Koning
Rien de Koning spreekt tijdens het Nationaal Tankstation Congres over de mogelijkheden die de tankshop biedt en hoe het fenomeen Big Data hierbij een rol kan spelen. Kijk voor meer informatie over het Congres op: www.tankstationvakbeurs.nl/tankstation-congres/
Of schrijf je nu in via: www.tankstationvakbeurs.nl/registratie/
Rien de Koning is trade marketing professional in de foodservice-sector, waarbij hij zich focust op marktgerichte business-oplossingen. Hierbij richt hij zich op elk niveau van de keten, van fabrikant en groothandel tot aan detailhandel. Vanuit het fundament van trade marketing en shopper-inzichten bouwt hij aan business. Hij richt zich niet alleen op het shoprendement, “want dit is tenslotte slechts de uitkomst”.