Rotterdamse ondernemer verliest zaak over veilingrechten

Ondernemer Foppe Rozema moet mogelijk vertrekken uit twee tankstations die hij huurt van BP. Als de oliemaatschappij de toekomstige veiling van de stations niet wint, valt waarschijnlijk het doek voor de Rotterdamse exploitant. Dat heeft het Gerechtshof in Den Haag onlangs beslist. Rozema bekijkt momenteel samen met zijn advocaat de mogelijkheden om verder te procederen.

Het betreft twee BP-stations aan de Groene Kruisweg 380 en 389 in Rotterdam. De grond onder beide vestigingen is van de gemeente, die beide percelen verhuurt aan BP. De oliemaatschappij exploiteert de tankstations niet zelf, maar verhuurt ze aan Rozema.

Veilen

De gemeente heeft sinds een aantal jaren het beleid om de huurrechten van de percelen te veilen. Daarbij is een voorkeursbehandeling opgenomen voor kleinere bedrijven, omdat het kwijtraken van een tankstation meer impact heeft voor zelfstandige ondernemers dan voor grote multinationals.

Daardoor zijn in de eerste jaren van de veiling vooral de stations van grote maatschappijen aan de beurt. Pas in latere jaren komen de stations van kleinere exploitanten onder de hamer. Tevens is bepaald dat een veilingwinnaar verplicht is om de kleinere, zittende uitbaters een aanbod te doen voor continuering van de exploitatie. Deze voordelen gelden alleen als de exploitant toestemming van de gemeente heeft om het betreffende tankstation uit te baten.

Voorkeursbehandeling

Echter, niet alle kleinere uitbaters hebben die expliciete toestemming gekregen. In enkele gevallen heeft de concessie-eigenaar wél goedkeuring gekregen voor onderverhuur aan exploitanten, maar in andere gevallen niet. Rozema behoort tot die laatste groep. De vraag is of hij desondanks in aanmerking komt voor een voorkeursbehandeling, omdat de gemeente wellicht stilzwijgend goedkeuring heeft verleend.

In een eerder vonnis van de rechtbank in Rotterdam uit 2013 heeft de ondernemer gelijk gekregen. De rechter vond destijds dat Rozema een nieuw aanbod moest worden gedaan, zodra de tankstations onder de hamer waren geweest. De gemeente was het daar niet mee eens en ging in beroep bij het Gerechtshof. Deze heeft onlangs uitspraak gedaan en kon zich niet vinden in het eerdere oordeel van de rechtbank. Het Hof vindt namelijk dat de gemeente Rotterdam géén voorkeursbehandeling hoeft te geven aan Rozema.

Profiteren

Aanvankelijk waren beide BP-stations opgenomen in het veilingschema voor 2012. Dat is uitgesteld vanwege de juridische procedure. Hierdoor heeft de ondernemer, en ook BP,  al kunnen profiteren van één van de voordelen voor kleinere exploitanten, namelijk dat de grond onder zijn tankstations pas relatief laat wordt geveild.

Het andere voordeel, namelijk dat Rozema recht heeft op een aanbod van de veilingwinnaar, is pas voor het eerst genoemd in een gemeentelijk document uit 2008. In datzelfde document was ook vermeld dat een onderscheid wordt gemaakt tussen bevoegde en onbevoegde huurders. Rozema kon dus vanaf dat moment weten dat de gemeente van plan was onderscheid te maken tussen beide groepen.

Toestemming

De vraag ligt nu voor of de ondernemer wel of niet stilzwijgende toestemming heeft gekregen van de gemeente en daardoor recht heeft op een voorkeursbehandeling. De exploitant vindt uiteraard van wel. Hij wijst in dit verband op het feit dat hij belastingaanslagen heeft ontvangen en betaald.

Ook heeft hij van de gemeente vergunningen gekregen in het kader van de Hinderwet en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt Rozema het onredelijk dat hij wordt gezien als onbevoegde onderhuurder, omdat de verplichting om toestemming te vragen bij BP ligt. Dat de oliemaatschappij dat niet heeft gevraagd of ontvangen, ligt buiten de schuld van de ondernemer.

Onderscheid

De rechter benadrukt allereerst dat de gemeente een bepaalde mate van beleidsvrijheid heeft. Er mag dus een onderscheid worden gemaakt tussen bevoegde en onbevoegde huurders. Het feit dat de gemeente belastingen bij Rozema heeft geïnd en vergunningen aan hem heeft verleend, doet daar niets aan af, vindt het Hof.

“Het kan niet worden gezegd dat de gemeente met onderhuur heeft ingestemd doordat zij vergunningen aan Rozema heeft verleend op basis van de Hinderwet of de Wet milieubeheer, of belastingen bij hem heeft geïnd. Dit omdat de vraag of vergunningen moeten worden verleend of belastingen verschuldigd zijn, wordt beantwoord aan de hand van de op die vergunningverlening of belastingheffing toepasselijke regels. Het staat los van het feit of de ondernemer al dan niet bevoegd onderhuurder is”, aldus de rechter in de uitspraak.

Het Hof voegt eraan toe dat de gemeente in 2008 beleid had opgesteld om onderscheid tussen bevoegde en onbevoegde onderhuurders te laten afhangen van de vraag of de gemeente met onderhuur had ingestemd. “Vanaf dat moment heeft zij aan dat onderscheid vastgehouden. Er is dus niet een moment geweest waarop bij Rozema het (gerechtvaardigde) vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat hij als bevoegde onderhuurder zou worden behandeld.”

BP

Het Gerechtshof is het ook oneens met de gedachte dat Rozema rechten zou kunnen ontlenen aan het nalaten van BP om toestemming te vragen voor de onderhuur. De exploitant is volgens de rechter geen partij in de huurovereenkomst tussen de oliemaatschappij en de gemeente. “De ondernemer kan zich dus jegens de gemeente niet beroepen op verplichtingen van BP en evenmin kan een nalaten van BP ten voordele van de exploitant werken.”

Ook enkele andere bezwaren van Rozema, bijvoorbeeld dat het beleid van de gemeente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, werden van tafel geveegd. Dit alles zorgt ervoor dat de volgende concessiehouder geen aanbieding hoeft te doen aan de exploitant. Wanneer beide tankstations worden geveild, is nog niet duidelijk.

Niet gelukkig

Dirk van den Berg is advocaat van Rozema en is uiteraard niet gelukkig met het besluit van het Hof. “Er is wel degelijk een periode geweest waarin het ernaar uitzag dat Rozema een voorkeursbehandeling zou krijgen. Daar gaat het Hof volledig aan voorbij.”

Hij wijst ook op het gegeven dat zeer veel tankstations op Rotterdamse gemeentegrond werden onderverhuurd en dat de gemeente daarvan op de hoogte was. “Toch zijn daar nauwelijks toestemmingen voor gegeven. Er zijn slechts twee gevallen bekend waar de onderhuur expliciet is gemaakt.” Van den Berg bekijkt de mogelijkheden om tegen de recente uitspraak in het verweer te komen bij de Hoge Raad.

Zuid-Holland

De zaak van de Rotterdamse BP-stations is extra actueel, omdat ook provincie Zuid-Holland plannen heeft voor een veilingsysteem voor huurrechten van de grond. Betrokken partijen bekijken momenteel de mogelijkheden om ook in dit geval de kleinere bedrijven een voorkeursbehandeling te geven. Wat precies wordt verstaan onder kleinere bedrijven is nog niet bepaald.

Lees ook: Provincie Zuid-Holland overweegt compensatie bij kwijtraken tankstations door veiling

Auteur: Tom van Gurp

Rotterdamse ondernemer verliest zaak over veilingrechten | MobilityEnergy.com

Rotterdamse ondernemer verliest zaak over veilingrechten

Ondernemer Foppe Rozema moet mogelijk vertrekken uit twee tankstations die hij huurt van BP. Als de oliemaatschappij de toekomstige veiling van de stations niet wint, valt waarschijnlijk het doek voor de Rotterdamse exploitant. Dat heeft het Gerechtshof in Den Haag onlangs beslist. Rozema bekijkt momenteel samen met zijn advocaat de mogelijkheden om verder te procederen.

Het betreft twee BP-stations aan de Groene Kruisweg 380 en 389 in Rotterdam. De grond onder beide vestigingen is van de gemeente, die beide percelen verhuurt aan BP. De oliemaatschappij exploiteert de tankstations niet zelf, maar verhuurt ze aan Rozema.

Veilen

De gemeente heeft sinds een aantal jaren het beleid om de huurrechten van de percelen te veilen. Daarbij is een voorkeursbehandeling opgenomen voor kleinere bedrijven, omdat het kwijtraken van een tankstation meer impact heeft voor zelfstandige ondernemers dan voor grote multinationals.

Daardoor zijn in de eerste jaren van de veiling vooral de stations van grote maatschappijen aan de beurt. Pas in latere jaren komen de stations van kleinere exploitanten onder de hamer. Tevens is bepaald dat een veilingwinnaar verplicht is om de kleinere, zittende uitbaters een aanbod te doen voor continuering van de exploitatie. Deze voordelen gelden alleen als de exploitant toestemming van de gemeente heeft om het betreffende tankstation uit te baten.

Voorkeursbehandeling

Echter, niet alle kleinere uitbaters hebben die expliciete toestemming gekregen. In enkele gevallen heeft de concessie-eigenaar wél goedkeuring gekregen voor onderverhuur aan exploitanten, maar in andere gevallen niet. Rozema behoort tot die laatste groep. De vraag is of hij desondanks in aanmerking komt voor een voorkeursbehandeling, omdat de gemeente wellicht stilzwijgend goedkeuring heeft verleend.

In een eerder vonnis van de rechtbank in Rotterdam uit 2013 heeft de ondernemer gelijk gekregen. De rechter vond destijds dat Rozema een nieuw aanbod moest worden gedaan, zodra de tankstations onder de hamer waren geweest. De gemeente was het daar niet mee eens en ging in beroep bij het Gerechtshof. Deze heeft onlangs uitspraak gedaan en kon zich niet vinden in het eerdere oordeel van de rechtbank. Het Hof vindt namelijk dat de gemeente Rotterdam géén voorkeursbehandeling hoeft te geven aan Rozema.

Profiteren

Aanvankelijk waren beide BP-stations opgenomen in het veilingschema voor 2012. Dat is uitgesteld vanwege de juridische procedure. Hierdoor heeft de ondernemer, en ook BP,  al kunnen profiteren van één van de voordelen voor kleinere exploitanten, namelijk dat de grond onder zijn tankstations pas relatief laat wordt geveild.

Het andere voordeel, namelijk dat Rozema recht heeft op een aanbod van de veilingwinnaar, is pas voor het eerst genoemd in een gemeentelijk document uit 2008. In datzelfde document was ook vermeld dat een onderscheid wordt gemaakt tussen bevoegde en onbevoegde huurders. Rozema kon dus vanaf dat moment weten dat de gemeente van plan was onderscheid te maken tussen beide groepen.

Toestemming

De vraag ligt nu voor of de ondernemer wel of niet stilzwijgende toestemming heeft gekregen van de gemeente en daardoor recht heeft op een voorkeursbehandeling. De exploitant vindt uiteraard van wel. Hij wijst in dit verband op het feit dat hij belastingaanslagen heeft ontvangen en betaald.

Ook heeft hij van de gemeente vergunningen gekregen in het kader van de Hinderwet en de Wet milieubeheer. Daarnaast vindt Rozema het onredelijk dat hij wordt gezien als onbevoegde onderhuurder, omdat de verplichting om toestemming te vragen bij BP ligt. Dat de oliemaatschappij dat niet heeft gevraagd of ontvangen, ligt buiten de schuld van de ondernemer.

Onderscheid

De rechter benadrukt allereerst dat de gemeente een bepaalde mate van beleidsvrijheid heeft. Er mag dus een onderscheid worden gemaakt tussen bevoegde en onbevoegde huurders. Het feit dat de gemeente belastingen bij Rozema heeft geïnd en vergunningen aan hem heeft verleend, doet daar niets aan af, vindt het Hof.

“Het kan niet worden gezegd dat de gemeente met onderhuur heeft ingestemd doordat zij vergunningen aan Rozema heeft verleend op basis van de Hinderwet of de Wet milieubeheer, of belastingen bij hem heeft geïnd. Dit omdat de vraag of vergunningen moeten worden verleend of belastingen verschuldigd zijn, wordt beantwoord aan de hand van de op die vergunningverlening of belastingheffing toepasselijke regels. Het staat los van het feit of de ondernemer al dan niet bevoegd onderhuurder is”, aldus de rechter in de uitspraak.

Het Hof voegt eraan toe dat de gemeente in 2008 beleid had opgesteld om onderscheid tussen bevoegde en onbevoegde onderhuurders te laten afhangen van de vraag of de gemeente met onderhuur had ingestemd. “Vanaf dat moment heeft zij aan dat onderscheid vastgehouden. Er is dus niet een moment geweest waarop bij Rozema het (gerechtvaardigde) vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat hij als bevoegde onderhuurder zou worden behandeld.”

BP

Het Gerechtshof is het ook oneens met de gedachte dat Rozema rechten zou kunnen ontlenen aan het nalaten van BP om toestemming te vragen voor de onderhuur. De exploitant is volgens de rechter geen partij in de huurovereenkomst tussen de oliemaatschappij en de gemeente. “De ondernemer kan zich dus jegens de gemeente niet beroepen op verplichtingen van BP en evenmin kan een nalaten van BP ten voordele van de exploitant werken.”

Ook enkele andere bezwaren van Rozema, bijvoorbeeld dat het beleid van de gemeente in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, werden van tafel geveegd. Dit alles zorgt ervoor dat de volgende concessiehouder geen aanbieding hoeft te doen aan de exploitant. Wanneer beide tankstations worden geveild, is nog niet duidelijk.

Niet gelukkig

Dirk van den Berg is advocaat van Rozema en is uiteraard niet gelukkig met het besluit van het Hof. “Er is wel degelijk een periode geweest waarin het ernaar uitzag dat Rozema een voorkeursbehandeling zou krijgen. Daar gaat het Hof volledig aan voorbij.”

Hij wijst ook op het gegeven dat zeer veel tankstations op Rotterdamse gemeentegrond werden onderverhuurd en dat de gemeente daarvan op de hoogte was. “Toch zijn daar nauwelijks toestemmingen voor gegeven. Er zijn slechts twee gevallen bekend waar de onderhuur expliciet is gemaakt.” Van den Berg bekijkt de mogelijkheden om tegen de recente uitspraak in het verweer te komen bij de Hoge Raad.

Zuid-Holland

De zaak van de Rotterdamse BP-stations is extra actueel, omdat ook provincie Zuid-Holland plannen heeft voor een veilingsysteem voor huurrechten van de grond. Betrokken partijen bekijken momenteel de mogelijkheden om ook in dit geval de kleinere bedrijven een voorkeursbehandeling te geven. Wat precies wordt verstaan onder kleinere bedrijven is nog niet bepaald.

Lees ook: Provincie Zuid-Holland overweegt compensatie bij kwijtraken tankstations door veiling

Auteur: Tom van Gurp