Alleen duurzaam geproduceerde biobrandstoffen mogen worden gebruikt voor de verplichte bijmenging in brandstof voor vervoersdoeleinden. Voor 2011 is die verplichte bijmenging 4,25 procent. Duurzaam betekent in dit geval dat biobrandstoffen moeten voldoen aan de Europese duurzaamheideisen.
De komende jaren wordt het percentage verplichte bijmenging met kleine stappen verhoogd. In 2012 moet er 4,5 procent biobrandstof bijgemengd worden. In 2013 is dat 5 procent en in 2014 is het 5,5 procent. De Europese doelstelling is minimaal 10 procent hernieuwbare energie in het vervoer in 2020. De inzet van elektriciteit en groengas telt ook mee. Oliemaatschappijen zijn verantwoordelijk voor de bijmenging van biobrandstof.
Duurzaamheid
Staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu vindt het een grote stap voorwaarts. “Met deze wet waarborgen we de duurzaamheid van in Nederland gebruikte biobrandstoffen in het vervoer.” Daarnaast weten bedrijven en de transportsector waar ze de komende jaren aan toe zijn als het gaat om de geleidelijke verhoging van het percentage verplichte bijmenging.
Over de gehele keten van productie tot gebruik, moet de uitstoot van CO2 van biobrandstoffen met 35 procent worden teruggebracht ten opzichte van benzine en diesel. In 2018 moet dit 60 procent zijn.
Biobrandstof
In de Europese duurzaamheidseisen staat bijvoorbeeld dat gewassen waar biobrandstof van gemaakt wordt niet verbouwd mogen worden in gebieden met een grote biodiversiteit, zoals een veengebied.
Ook mogen deze gewassen niet worden verbouwd in gebieden die veel CO2 vasthouden zoals oerbossen. Bij de productie mag weinig CO2 vrijkomen, er mag geen natuurgebied verloren gaan en afval dat ontstaat bij de productie van biomassa moet worden hergebruikt.
De meeste biobrandstoffen worden op dit moment gemaakt van koolzaad, palmolie, soja, suikerriet, maïs en graan.
