De kans op een inval door een opsporingsdienst als die van de FIOD, Inspectie SZW, ILT of NVWA is zeer klein bij de meeste ondernemingen. Maar als het gebeurt, dan kunnen de gevolgen van eventueel verkeerd handelen erg groot zijn. Daarom is het goed om te weten wat je rechten en plichten zijn en wat je moet doen om eventuele schade te beperken. Ook als je volledig onschuldig bent aan bijvoorbeeld faillissements-, belasting- of voedselfraude. Want je hoeft niet altijd zélf de verdachte te zijn.
Advocatenkantoor Blue Legal gaf in samenwerking met Drenth Strafrechtadvocaten woensdag een seminar om ondernemers te adviseren wat ze moeten doen bij een inval. „Als een dergelijke dienst binnenvalt is het heel belangrijk om meteen vragen te stellen wat ze komen doen”, vertelt advocaat Ronald Drenth. „Want bij een controle en toezicht is meewerken verplicht. Maar dat geldt niet bij opsporing. Dus als er een verdenking bestaat jegens iemand, ben je niet verplicht mee te werken aan de bewijslast.”
Vragen stellen
Vragen die je als ondernemer dus meteen moet stellen zijn: Wat is het doel van uw bezoek? Betreft het een controle of gaat het om een strafzaak? Wie is er verdachte? Is er een wettelijke basis die zegt dat ik moet meewerken? Drenth: „Want het kan ook zijn dat jij bijvoorbeeld zaken hebt gedaan met een verdachte onderneming. En dat ze bij jou bewijslast willen verzamelen.”
In dat laatste geval is er wel een verplichting om stukken te verstrekken, maar is het wel raadzaam om zeer voorzichtig te zijn met zomaar van alles uit handen te geven. Er zijn toch mensen die dan in de administratie gaan duiken en misschien op zaken stuiten, die volgens de ondernemer onschuldig zijn. Maar volgens de controleurs niet. „Ook onopzettelijke overtredingen zijn strafbaar”, legt Drenth uit. „Zeg dus niet zomaar ‚ja en amen’ als dergelijke opsporingsdiensten vragen of ze binnen mogen komen.”
Meewerken
Het beste is is volgens Drenth om meteen je (strafrecht)advocaat te bellen en alleen maar te doen tot wat je wettelijk verplicht bent. „Eerst uitvragen wat er aan de hand is. En vraag of je verplicht bent om mee te werken. Is dat volgens hen het geval, laat dan duidelijk weten dat je enkel onder protest meewerkt omdat je daartoe kennelijk verplicht bent. En zorg dat er getuigen aanwezig zijn, zodat je later geen discussie krijgt wat er wel en niet gezegd is.”
Opsporingsambtenaren toestemming geven tot iets is het prijsgeven van je rechten. Daar kun je later niet meer op terugkomen. In feite geef je de opsporingsdiensten dan carte blanche. „Wees je daarvan bewust”, adviseert Drenth. „Want zo’n inval gaat gewoonlijk zeer onvriendelijk en meestal ben je geĂŻntimideerd door alle uniformen. En je bent dan al snel geneigd om alles goed te vinden. Maar de tijd van gezellig praten is echt voorbij als ze op je deur kloppen. Vriendelijk zijn door alle medewerking te verlenen is op korte termijn wellicht plezierig, maar kan op langere termijn grote schade veroorzaken.”
Juridische ondersteuning
Ook is het belangrijk om namen en dienstnummers te vragen van de opsporingsambtenaren die het woord doen. Meteen je advocaat bellen voor juridische ondersteuning is trouwens ook zeer verstandig. „Contact zoeken met je advocaat geeft aan dat je professioneel en zorgvuldig opereert. Niet dat je wat te verbergen heb. Dat is een misvatting”, vindt Drenth.
Het zwijgrecht voor verdachten is een groot goed in de Nederlandse rechtspraak. Het is in de meeste gevallen verstandig daarvan bij een inval of bij een verhoor gebruik te maken. De opsporingsambtenaren beschikken vaak al over een fors dossier en jij weet als verdachte niet waar het over gaat. „De ervaring is dat opsporingsambtenaren je zullen confronteren met stukken en als je dan net iets verkeerd antwoordt, gaan zij dat breed uitmeten. Daardoor word je al snel ongeloofwaardig gemaakt. En als je wel wilt antwoorden, zorg dat je dat zo bondig mogelijk en uitsluitend feitelijk doet”, adviseert Drenth. „Ga vooral niet gissen. Als je twijfelt, niet antwoorden.”
Getuigen
Iets dat veel mensen niet weten is dat ook getuigen geen enkele plicht hebben om mee te werken aan een verhoor. „Ook medewerkers binnen een bedrijf zijn niet verplicht om als getuige op te treden. Dat hoeft alleen maar voor de rechter. Dus ook voor hen geldt: zoveel mogelijk je mond houden. En de gouden regel is: overleg eerst met je advocaat wat verstandig is om te doen.”
Bij reguliere controles door de Belastingdienst of de ILT is een ondernemer verplicht om mee te werken en gevraagde documenten te geven. Ook medewerkers moeten dan vragen beantwoorden. „Maar zodra er een vermoeden ontstaat dat er iets fout zit, dan verschuift de controle naar opsporing. En dan is medewerking in beginsel weer niet verplicht”, vertelt Drenth. „Bovendien is het dan de vraag of die informatie in het kader van strafrechtelijke opsporing mag worden gebruikt.”
Zwijgen is goud
In geval van opsporing is zwijgen goud en spreken vaak plastic. „Verklaar dat je niets wilt zeggen. En verwijs bij vervolgvragen steeds opnieuw naar je verklaring”, adviseert Drenth. „Het enige dat telt is wat er op papier staat. Het is later heel moeilijk om op je uitspraken terug te komen. Dus als het niet klopt, laten wijzigen! En als de ambtenaren dat weigeren, niet ondertekenen en erbij laten zetten dat het niet jouw verklaring is.”
Iets dat zeker bij familiebedrijven zeer belangrijk is, is het verschoningsrecht voor familieleden van een verdachte. Zij hebben zelfs voor de rechter geen verplichting om te getuigen over hun familielid of partner. „En denk eraan dat een verhoor niet per se in de traditionele setting van een bureau met een schemerlamp plaats heeft. Een verhoor kan ook telefonisch. Dan heb je geen handtekening gezet, maar toch verschijnen je uitspraken in het proces-verbaal.”
Onopvallend
Een andere zeer nuttige tip is om de opsporingsambtenaren te vragen enigszins onopvallend te werk te gaan. „Vraag bijvoorbeeld of ze hun voertuigen achter het gebouw uit het zicht willen parkeren. Want ook al ben je volledig onschuldig, of komen ze bij jou informatie zoeken voor een andere zaak, mensen denken toch al gauw: ‚Waar rook is, is vuur’. En dan kamp je toch met imagoschade.”
Bart Pals